
De gloriejaren. Zo wordt vaak verwezen naar de periode tussen 1982 en 1987 waarin Excelsior hoge ogen gooide in de Eredivisie. Aad Leenheer was erbij en bleef de Kralingers ook in de magere jaren na de degradatie trouw. Hij is een van de weinige spelers die zijn volledige carrière uitkwam voor Excelsior en dus met recht een clubicoon kan worden genoemd. “Voor de aanpak van Rob Jacobs heb je tegenwoordig te veel ego’s in een team.”
Interesse was er in de jaren tachtig heus in de verdedigende kwaliteiten van Aad Leenheer, maar toch bleef hij altijd voetballer bij Excelsior. “Heb je wel eens van het Bosman-arrest gehoord? Daar had ik dus mee te maken, dat kwam er pas toen ik stopte.” Wie weet was hij anders uitgekomen voor FC Groningen, FC Den Bosch, SVV of zelfs Sparta.
“Als je 100.000 gulden moet betalen voor iemand die rechtsachter staat bij Excelsior, dan wordt het een lastig verhaal.” Leenheer krijgt regelmatig te horen dat hij hogerop had kunnen spelen. “Had ik pech? Je kan ook zeggen: ik was niet goed genoeg. Ik laat het aan anderen over om daar een oordeel over te geven.”
Dertien seizoenen
Het werden dus dertien seizoenen in Kralingen, waar Leenheer als constante factor met onder meer zijn snelheid van belangrijke waarde was in het elftal. En nog altijd is hij vrijwel elke wedstrijd op de tribune te vinden, inmiddels ruim 50 jaar nadat dat hij als jonkie voor het eerst het roodzwarte shirt droeg. Leenheer voetbalde bij Nieuwe Rotterdamse Combinatie (NRC) toen jeugdvriend Peter Burggraaf – later ook uitkomend voor Excelsior – hem adviseerde om ook in Kralingen te komen spelen.
Op elfjarige leeftijd – “misschien wel jonger” – kwam hij direct in het hoogste jeugdelftal terecht. Zijn trainers in de jeugd waren niet de minsten. Zo werd hij onder meer getraind door Thijs Libregts en Ben Peeters, wier als oefenmeester van de hoofdmacht ook in hun contract hadden staan dat zij jeugdspelers moesten trainen. Op 30 augustus 1980 stond Leenheer zelf in het eerste, toen hij onder trainer Hans Dorjee als basisspeler debuteerde in de uitwedstrijd tegen AZ ’67 (2-1 verlies).
Opkomende rechtsback
Hoewel we Leenheer kennen als rechtsback, speelde hij in de eerste jaren van zijn jeugd nog rechtsbuiten. “Bij Excelsior ben ik in de jeugd een linie naar achteren gegaan naar rechtshalf en soms midhalf. Daar heb ik tot en met de regionale jeugd gespeeld, tot ik bij het eerste kwam en de toenmalige rechtsback Bertram Tabbernee ermee stopte. Hans Dorjee zei toen: ‘jij gaat rechtsback spelen’, waarop ik zei dat ik helemaal niet kan verdedigen.” Waarop de trainer hem weer vertelde dat hij dat wél kon. “Je bent snel, ik zie in jou een opkomende rechtsback. Zo is het ontstaan.” Daarmee was Leenheer een van de eerste opkomende backs in het Nederlandse voetbal. Soms werd hij ook gepositioneerd als voorstopper. “Als er een hele snelle, behendige en kleine spits was bij de tegenstander. Zoals Pier Tol of John Taihuttu.”
Het elftal van Excelsior kende in de jaren tachtig nog weinig fullprofs. Zo was ook Leenheer semiprof: het voetbal combineerde hij met een baan bij ING. “De laatste vrijdag van de maand kreeg je je salaris”, weet hij nog. “Viel je één minuut in, dan kreeg je de volle premie bij winst. Er waren wel jongens die er niets anders bij deden. Michel Beukers, Ton Pattinama, Sjaak Storm en nog een paar. Storm keepte destijds en kwam elke dag vanuit Amsterdam. Hij zat met zijn broodtrommeltje in de auto zijn bammetje te eten.”
Het zegt iets over de faciliteiten in die tijd. Een spelershome was er wel, maar dat was alleen geopend op wedstrijddagen. Getraind werd er dagelijks, met woensdag als vrije dag. Gespeeld werd er vaak op zondag en soms op de zaterdagavond. “De lichtmasten moesten dan wel op tijd worden aangezet, want die hadden even nodig om opgegloeid te worden. En daar was Hans Volwerk weleens te laat mee, dan was die weer met zijn honden bezig.”

Vierde plaats
Na de promotie naar de Eredivisie in 1982 nam Rob Jacobs het roer over bij Excelsior en volgden de, nog altijd, beste periode uit de clubgeschiedenis waarin tegenstanders met een angstig gevoel richting Woudestein gingen. “In de winterstop stonden we vierde”, zegt Leenheer over het seizoen 1982-1983. “Kan je nagaan, dan moet je echt wel een goed elftal hebben om dat te presteren. We hadden echt goede voetballers, dat kon ook dankzij sponsoren. Die haalden spelers als Ton Blanker en Carlo de Leeuw.”
Dat het dat seizoen ver boven verwachting verliep, was ook te danken aan Rob Jacobs. “Hij was en is gewoon een bluffertje en een goede people manager. Hij had 22 gasten die voor hem gingen. Meestal zijn reserves niet zo meegaand.” Jacobs zorgde voor een gevoel van onoverwinnelijkheid in de selectie. “Speelden we tegen PSV of Ajax, dan zei hij: we gaan met vier man voorin beginnen. Dan moet de tegenstander echt wel even schakelen.”
Excelsior eindigde dat jaar zo hoog door de homogeniteit die in het team was gecreëerd, aldus Leenheer. “Er waren goede spelers, maar het was eigenlijk één goed. Door de homogeniteit werd je heel sterk en haal je het betere in jezelf omhoog. Van mezelf was het bijvoorbeeld ook een goed seizoen.”
Het paste in die tijd, want een trainer als Jacobs in het hedendaagse voetbal zal absoluut niet werken, daar is Leenheer van overtuigd. “Destijds vond ik hem een goede trainer. Alleen ga je achteraf beseffen: was hij dat wel? Niet als je puur kijkt naar de oefenstof. Nee, het was een goede people manager. Voor zijn aanpak heb je tegenwoordig te veel ego’s in een team. Koos Waslander en Ton Pattinama kwam je als tegenstander echt niet langs, die knapten het vuile werk op. Zulk soort spelers zijn nu moeilijk te vinden, maar ik blijf erbij dat je altijd zo’n type in je elftal moet hebben. Je moet iemand hebben die de boel aanjaagt, eens een gele kaart pakt om aan een tegenstander te laten zien hoe of wat.”
Spikes-achtige noppen
Dat spelletje begon vroeger al bij de kleedkamers, vervolgt Leenheer. “Die stonden nog achter het doel en daar moest je met z’n tweeën naast elkaar in een rij lopen. Ton Pattinama had van die spikes-achtige noppen voor als het veld drassig was, waar hij ringetjes onder deed zodat ze nog langer waren. Dat had bijna niemand. En dan stonden we in die rij en ging Pattinama met zijn schoenen heen en weer en zag je die gasten kijken van: daar moeten we voor oppassen.”
Met beperkte middelen flikte Excelsior het in de jaren tachtig om hoge ogen te gooien in de Eredivisie en de periode 1982-1987 staat nog altijd te boek als de gloriejaren in de clubhistorie. In het team was er het besef dat ze met unieke jaren bezigwaren, legt Leenheer uit. “Je moet ook wel weten wat je top is. Maar het was prettig om vrij te voetballen en te weten dat je een keer een fout kan maken en op je klote kan krijgen. Dat kan niet als je onderin tegen degradatie speelt.”
Al was Leenheer daar tijdens de wedstrijd niet mee bezig, ongeacht de penibele situatie waarin Excelsior zo nu en dan verkeerde. “Maar tijdens trainingen en doordeweeks denk je toch wel: potverdomme, dit weekend weer die en die tegenstander. Als we verliezen staan er er nóg slechter voor.”
Magere jaren
Na het vertrek van Rob Jacobs naar FC Groningen in 1986 nam Henk Wullems de boel over en ging het bergafwaarts. Mede omdat er door het vertrek van Jacobs veel sponsoren afhaakten, weet Leenheer nog. “Er was eigenlijk überhaupt geen geld. We moesten het doen met een hoop topamateurs. Wullems dacht: je moet toch wat. Dus kwamen spelers als Leo en Edwin van Buren, Michel Devilee, Pipi Pruijmboom, Ton Pronk, Eric Wolf en Paul Osenga. Die hielden zich toch wel goed staande.”
In 1987 degradeerde Excelsior na vijf jaar uit de Eredivisie waarna magere jaren volgden. Ondanks spelers als Jan Sørensen en Cees Schapendonk eindigden de Kralingers als laatste. “Ik vond Wullems tactisch niet sterk”, noemt Leenheer als voornaamste reden. “Ik vond het geen Excelsior-man en dan krijg je niet snel de neuzen van de spelers dezelfde kant op. De kracht van Jacobs viel gewoon weg. Sørensen was een verschrikkelijk goede voetballer, maar hij beïnvloedde de groep ook op een bepaalde manier. Hij zei op een gegeven moment: zou je die niet eens gaan opstellen, zou je niet zus, zou je niet zo… Wullems was daar gevoelig voor, Jacobs zou dat niet accepteren.”
Een andere speler die Leenheer vanwege zijn voetbaltechnische kwaliteiten bijstaat is Ton Pattinama. “Die moet je in je elftal hebben. Hij was een ratje, hielp je, stond je bij, gaf je een schop onder je kont of aai over de bol als het nodig was. Of neem Graeme Rutjes, Carlo de Leeuw of Frans Struis. Dat was een geweldenaar. Een bal over vijftig meter legde hij zo op zijn stropdas. De 100 meter liep hij in drie minuten, maar dat was niet belangrijk Hij had toch wel mensen om zich heen die het vuile werk opknapten.”

Scorende spitsen
In die tijd had Excelsior verder een neusje voor scorende spitsen. Zo speelde Leenheer met Piet den Boer en Michel Beukers, die van amateurclubs kwamen maar er in hun eerste seizoen respectievelijk 26 (Eerste Divisie) en 19 (Eredivisie) in legden. “Of wat denk je van Erik Tammer. We werden in 1991-1992 zesde van onderen maar hij schoot er 33 in.”
Wedstrijden die hem nog goed bijstaan zijn Excelsior-PSV (1982) in De Kuip, die met 1-0 werd gewonnen. Of in hetzelfde stadion het uitschakelen van Feyenoord in de beker (2-1, 1984) en zijn doelpunt in De Kuip tegen Feyenoord (1-2 verlies, 1985). Maar ook wedstrijden tegen PEC Zwolle en HFC Haarlem die beide in 5-5 eindigden (1984 en 1985) én een 7-0 nederlaag uit bij PSV (1986). Ook de promotie via de nacompetitie in 1982 past in dit rijtje. “Dat was een uitwedstrijd bij Telstar, die busreis terug was heerlijk. De week ervoor redden we het niet tegen VVV. De videorecorders van AKAI stonden toen al voor ons klaar en werden weer snel ingeladen.”
Op een gegeven moment bleef Leenheer als enige speler uit de gloriejaren over. Jarenlang speelde Excelsior geen rol van betekenis meer en draaide het onder in de Eerste Divisie mee. “Natuurlijk is het niet leuk om als nummer veertien van de Eerste Divisie voor weinig man te spelen. Maar moet je dan stoppen daardoor? Ik vond het spelletje gewoon leuk.”
Einde carrière
In 1993 hield Leenheer het dan toch voor gezien, vanwege problemen met zijn achillespezen. “Ik ben in totaal negen keer geopereerd en zeven keer daarvan was voetbalgerelateerd. Het begon met mijn achillespezen en toen kwam er nog een keer een lies en hielspoor bij. Medische begeleiding was er toen eigenlijk niet. Het was: zoek het maar uit, ga maar rondjes lopen.”
Een afscheidswedstrijd werd wel aangeboden, maar dat hoefde voor Leenheer niet. “Ik was niet zo’n persoon. Het was ineens geëindigd. Klaar.” Hij werd nog een keer gevraagd als elftalleider, maar zag dat niet zitten. Later heeft hij zelf nog wel gesolliciteerd als accountmanager. “Maar toen moest ik er zelf achteraan bellen. Ik kreeg niet eens een bericht dat mijn sollicitatie ontvangen was. Maar als Daan Bovenberg morgen belt of ik een avondje iets voor de sponsoren wil betekenen, doe ik dat graag.”
Niet vergelijken
Op de vraag of hij liever in de huidige voetbaltijd als fullprof had geleefd, is het antwoord duidelijk. “Ik heb toen gevoetbald en that’s it. Je moet die tijden niet willen vergelijken. Het is nu een groot commercieel bedrijf. Nu moet je veel meer sponsoren pamperen, want daar komen heel veel inkomsten uit. Vroeger waren ze daar niet zo mee bezig. Je had AKAI en een subsponsor als Booy Clean en dat was het wel.”
Toch zijn sommige dingen tientallen jaren later nog altijd hetzelfde. Zoals het met beperkte middelen hoge ogen gooien én het bestaan van de Excelsiorfamilie. “Al is die familie nu met sponsoren erbij, vroeger was het meer een interne familie.” Zelf maakt Leenheer ook nog graag deel uit van ‘zijn’ Excelsior. Zo mist hij weinig wedstrijden en is hij er altijd bij als de Excelsior Legends bij elkaar komen. “Het is hartstikke gezellig om al die knarren dan weer te zien. In de voetballerij houd je eigenlijk weinig vrienden over. Je bent een team, maar uiteindelijk toch een individu.”
AAD LEENHEER
Zes jaar Eredivisie
Verdediger Aad Leenheer (1962, Rotterdam) kwam zijn hele carrière uit voor Excelsior. Rond elfjarige leeftijd kwam hij terecht in de jeugd van Excelsior, waar hij van rechtsbuiten naar rechtshalf werd gepositioneerd, om in het eerste te debuteren als opkomende rechtsback.
Tussen zijn debuut in 1980 en laatste wedstrijd in 1993 speelde Leenheer meer dan 300 wedstrijden in het roodzwart en in zes van zijn dertien seizoenen kwam hij uit in de Eredivisie. In 1982 promoveerde hij via de nacompetitie naar het hoogste niveau, waar hij de ‘gloriejaren’ van Excelsior meemaakte die volgden met onderkant Eerste Divisie.
Na zijn afscheid in het profvoetbal speelde Leenheer nog kortstondig voor de amateurs van Kozakken Boys en Rijnsburgse Boys en nog altijd is hij als toeschouwer vaste gast op Woudestein. Sinds 2019 is hij werkzaam bij Eticoll B.V., dat tevens sponsor is van Excelsior.
Dit interview verscheen eerder in het tweede SV Pro Excelsior Magazine in het seizoen 2023-2024.